Apr 022025
 

Er is veel aandacht voor de toepassing van algoritmes en artificiële intelligentie (AI). Terecht natuurlijk. Algoritmes spelen een steeds belangrijke rol in ons leven en de gevolgen ervan kunnen verstrekkend zijn. Een algoritme kan de reden zijn dat een bank uw rekening buitenwerking stelt. Of dat uw account op een sociaal mediaplatform niet meer kan worden gevonden. Of dat u wordt getypeerd als mogelijke belastingontduiker of kindertoeslagfraudeur. Het is dan ook niet verrassend dat er regels zijn voor het gebruik van algoritmes. De belangrijkste daarvan vinden we in de Algemene verordening gegevensbescherming, waarvan artikel 22 voorschriften geeft voor geautomatiseerde besluitvorming met inbegrip van profilering. In deze bijdrage een bespreking van de rechtspraak daarover, met daarbij ook aandacht voor het daarvoor door privacytoezichthouders ontwikkeld beleid.

Lees verder.

Dit betreft een bijdrage die ik met kantoorgenoten Sadaf Zamani en Remy van der Voorn schreef voor het Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht 2025/2, p. 17 t/m 28 (SDU).

Jul 092019
 

Zo een vijf jaar geleden wees het Hof van Justitie van de Europese Unie arrest in de zaak van Google Spain tegen Mario Costeja González. Daarin erkende het rechtscollege het recht om te worden vergeten. Als er met behulp van een internetzoekmachine wordt gezocht op de naam van iemand, moet in voorkomend geval worden overgegaan tot verwijdering van de zoekresultaten die verwijzen naar webpagina’s waarop bepaalde informatie over deze persoon is te vinden. Dit op grond van de verwijder- en verzetsrechten waarin wordt voorzien door de privacywetgeving, indertijd […]

Oct 072015
 

Een tijd geleden alweer ontving ik van Cbp, waarvan de collegeleden inmiddels terug zijn van vakantie, het besluit op mijn wobverzoekje, met daarbij de eerst nog als vertrouwelijk gekwalificeerde consultatieversie van de richtsnoeren cameratoezicht

Erin staan een handvol interessante dingen. Ik noem er een paar van. Zo is volgens de richtsnoeren geen sprake is van een gegevensverwerking (in de zin van art. 1, onder b, Wbp) als een videocamera ‘slechts monitort, dat wil zeggen alleen ‘meeloopt’ en niets vastlegt’. (par. 2.2, bldz. 13). Ik vraag mij af of dat juist is. De verwijzing naar de toelichting op het Vrijstellingsbesluit Wbp (Stb. 2001, 250, p. 71) vind ik niet overtuigend.

Ook interessant is de wijze hoe in het document wordt aangekeken tegen bijzondere gegevens (in de zin van art. 16 Wbp). In HR 23 maart 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK6331) heeft ons hoogste rechtscollege met zoveel woorden uitgemaakt dat op beeldmateriaal wél de bepalingen betreffende ras- of gezondheidsgegevens van toepassing zijn, ook als niet beoogd zou zijn om aan de beeldmateriaal dergelijke gevoelige of bijzondere gegevens te ontlenen (overw. 2.6). De concept richtsnoeren gaan daaraan op de volgende creatieve wijze voorbij:

Op camerabeelden van personen zijn de fysieke kenmerken van die personen zichtbaar. Zo is bijvoorbeeld zichtbaar of iemand een bril draagt (wat iets zegt over zijn visuele gezondheid) of een hoofddoek (wat iets kan zeggen over godsdienstige overtuiging). Tevens kan iemands ras van de camerabeelden worden afgeleid. Dit zou in de praktijk betekenen dat àlle camerabeelden van personen bijzondere persoonsgegevens zijn. Daarvoor zal in veel gevallen geen uitzondering te vinden zijn in artikel 17 tot en met 23 Wbp, terwijl het betreffende cameratoezicht an sich niet als onaanvaardbaar hoeft te worden aangemerkt. Het CBP acht een strikte uitleg van het begrip ‘bijzondere persoonsgegevens’ derhalve een (juridisch) onwerkbare situatie. Het idee achter de bescherming van bijzondere persoonsgegevens is immers de mogelijkheid van discriminatie op basis van die gegevens. Indien die mogelijkheid niet aanwezig is, dan wel niet voor de hand ligt, hoeft niet te worden voldaan aan de uitzonderingssituaties van artikel 17 tot en met 23 Wbp. Gelet hierop merkt het CBP camerabeelden van een persoon niet als bijzondere persoonsgegevens aan als (1) het doeleinde van de verwerking niet gericht is op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens dan wel op het onderscheid maken op grond van een bijzonder persoonsgegeven; (2) het voor de verantwoordelijke redelijkerwijs niet voorzienbaar is dat de verwerking zal leiden tot het maken van onderscheid; en (3) de verwerking van die bijzondere persoonsgegevens onvermijdelijk is bij die verwerking.

De redenering sluit aan bij de in 2007 gepubliceerde richtsnoeren over de publicatie van persoonsgegevens op internet (par. 8.2 bldz. 15), waarin met een beroep op ‘een redelijke wetstoepassing’ wordt gesteld dat de beperkingen van art. 16 en 18 Wbp niet van toepassing zijn als beeldmateriaal niet wordt gebruikt met het uitdrukkelijke doel om onderscheid te maken naar ras. Echter, in 2012 kwam het Cbp met de richtsnoeren over het kopietje paspoort en daarin wordt luid en duidelijk gezegd (par. 4.1, bldz. 13) dat het begrip ‘ras’ “ruim moet worden uitgelegd” en dat het “zowel iemands nationaliteit [omvat] als kenmerken waaruit zijn of haar etnische afkomst kan worden afgeleid, zoals bij een pasfoto.”

De vraag is dan of het Cbp met de richtsnoeren cameratoezicht toch weer van opvatting verandert.

Over rasgegevens en beeldopnamen, en het arrest van de Hoge Raad, schreef ik in 2010 een bijdrage voor het Privacy & Informatie.

Jan 162015
 

Vijf jaar vocht Mario Costeja González tegen Google. De inwoner van Coruña verlangde van de zoekmachine dat, in het geval er op zijn naam wordt gezocht, twee korte berichten uit de zoekresultaten zouden worden verwijderd. De berichten waren in 1998 gepubliceerd in het Spaans dagblad La Vanguardia en betroffen de openbare verkoop van onroerend goed van Costeja in verband met een beslag ter betaling van sociale zekerheidsschulden.

Verder lezen

Ars Aqui 2015/1, bldz. 9-17

Aug 112014
 

Met kantoorgenoot Frank Simons schreef ik twee besprekingen van het arrest van het Hof van Justitie van 8 april jl. in de zaken C-293/12 en C-594/12, ECLI:C:2014:238 over de dataretentierichtlijn (2006/24/EG):

 

Dec 072011
 

De eLaw Actualiteitencursus Wb en andere privacywetgeving vindt morgen plaats in Rotterdam. Evenals vorig jaar verzorg ik het onderdeel over nationale rechtspraak. Ik bespreek vijf (eigenlijk zes) uitspraken van de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrecht, en het College van Beroep voor het bedrijfsleven:

  • HR 21 december 2010 LJN BL7688 (“Dirk van den Broek”)
    ABRvS 27 april 2011 LJN BQ2643 (“Gelderse Roos”)
  • CBb 15 juni 2011 LJN BQ8708 (“VVD-spam”)
  • HR 9 september 2011 LJN BQ8097 (“BKR-registratie”)
  • ABRvR 2 februari 2011 LJN BP2831 (“inzage in klacht”) en ABRvS 9 februari 2011 LJN BP3721 (“tipgever”)

De bijbehorende powerpointplaatjes zijn hier (al) te vinden.