D’66 kamerlid Pechtold stelde op 31 mei jl opzichtig een handvol vragen aan onder meer de Minister van Justitie, Hirsch Ballin. Dit naar aanleiding van de anderhalve pagina in het NRC, waarin zijn partijgenoot en CBP-voorzitter Kohnstamm aandringt op meer sanctiemogelijkheden voor zijn College. Met mijn Leidsche collega Mommers schreef ik, toevallig op dezelfde dag, in het Financieele dagblad een korte tekst over waarom meer bevoegdheden voor het CBP niets oplost, omdat de privacywet zelf het probleem is. Dit bleek in de evaluatie van de wet, waarvan wij de eerste fase van het onderzoek hadden gedaan.
In zijn antwoord verwijst de minister naar deze evaluatie. Hij laat weten dat in de tweede, meer empirische fase daarvan aandacht wordt besteed aan de (effectiviteit van de) toezichthoudende bevoegdheden en sanctiemogelijkheden van het Cbp. De vraag is dan natuurlijk, in hoeverre de eerder door Kohnstamm gesignaleerde beperkte effectiviteit van het College moet worden verholpen door extra sanctiemogelijkheden, door een postbus51-campagne of op andere wijze
2146
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2006–2007
Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de
regering gegeven antwoorden
Vragen van het lid Pechtold (D66) aan de ministers van Justitie en van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bescherming van privacy.
(Ingezonden 31 mei 2007)
1
Wat is uw reactie op het bericht «Bescherming privacy vereist meer sancties»?
2
Deelt u de zorgen van de voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens (CPB)?
3
Deelt u de mening dat het CBP meer sanctiemogelijkheden dient te krijgen? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om dit te bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet? Hoe verhouden de toezichthoudende bevoegdheden van het CBP zich tot die van soortgelijke instellingen in andere lidstaten van de Europese Unie?
4
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Rathenau-instituut?2
5
Deelt u de mening van het Rathenau-instituut dat het geheel aan veiligheidsmaatregelen nauwelijks maatschappelijke discussie oproept? Deelt u tevens de mening dat dit zorgelijk is en dat de tijd rijp is voor een fundamentele discussie over de snel voortschrijdende technologie en privacy, zoals de voorzitter van het CBP stelt? Zo ja, hoe bent u voornemens hier invulling aan te geven? Bent u bereid meer aan bewustwording over privacy te doen, bijvoorbeeld door hier een
Postbus51-campagne aan te wijden?
1 NRC Handelsblad, 12/13 mei 2007.
2 «Van privacyparadijs tot controlestaat?»
februari 2007.
Antwoord
Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie). (Ontvangen 11 juli 2007)
1 t/m 3
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het bericht. Over de vraag of het Cbp voldoende of juist te weinig sanctiemogelijkheden heeft wordt verschillend gedacht. Discussies over de omvang van de toezichthoudende bevoegdheden van het Cbp waren ten tijde van de parlementaire behandeling van de Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp) aanleiding voor mijn ambtsvoorganger om aan te kondigen dat daaraan in het kader van de evaluatie van de Wbp aandacht moest worden besteed.
De eerste evaluatie van de Wbp is op dit ogenblik gaande. De evaluatie is opgesplitst in twee fasen. De uitkomst van de eerste fase die onlangs aan uw Kamer is gezonden, behelsde een knelpuntenanalyse op basis van bestaande literatuur en een empirisch (veld)onderzoek.1 In de tweede fase zal (onder meer) aandacht worden besteed aan de (effectiviteit van de) toezichthoudende bevoegdheden en sanctiemogelijkheden van het Cbp. Aan de hand van de evaluatie zal ik een standpunt voorbereiden inzake knelpunten en mogelijke oplossingen.
4 en 5
Van het Rathenau-onderzoek is eveneens met belangstelling kennisgenomen. Onmiskenbaar wordt de samenleving in toenemende mate bepaald door digitalisering en internationalisering. De digitale realiteit noopt tot een aanpak die veiligheidsdreiging tijdig signaleert en het mogelijk maakt alert op (internationale) bedreigingen van de samenleving, waarbinnen ook de uitoefening van de vrijheden dient te worden geborgd, te reageren. Er zal ook hier aanleiding zijn om stil
te staan bij de vraag of en op welke wijze het beleid inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer een nieuwe impuls behoeft.
1 «Eerste fase evaluatie Wbp. Literatuuronderzoek en knelpuntenanalyse», Kamerstukken II, vergaderjaar 2006–2007, 31 051, nr. 1.