Vandaag werd het Verslag van een algemeen overleg (kamerstukken II 2007/08 31051, nr. 2) gepubliceerd. Dit verslag betreft de discussie tussen kamerleden en de Minister van Justitie over de WBP-evaluatie waar ik al eerder op deze plaats over berichtte. De kamerleden zijn, naar aanleiding van de evaluatie, allemaal bijzonder kritisch over de WBP.
Van Haersma Buma (CDA) vindt een herijking van de Wbp nodig, en op sommige punten zelfs een wijziging op korte termijn. Teeven (VVD) maakt van de gelegenheid gebruik om uit de losse pols op het College bescherming persoonsgegevens te schieten. Hij vraagt de minister om een concreet actieplan op te stellen om…
…het functioneren van het college te verbeteren, met aandacht voor diens invloed op de goedkeuringsbevoegdheid voor gedragscodes, de doorlooptijden van het verplichte voorafgaand onderzoek, het naming en shaming-beleid en het gebrek aan rechterlijke toetsing. Kalma (PvdA) vraagt zich af in hoeverre de WBP heeft bijgedragen aan een groter bewustzijn van privacy bij regering en parlement. En, ook hij begint over het college, maar met een voor dat college wat vriendelijker toon: zijn de instrumenten en bevoegdheden waarover het CBP, toezichthouder, beschikt wel voldoende voor een assertief beleid? En zou een scherper toezicht het geconstateerde gebrek aan rechterlijke toetsing en jurisprudentie niet kunnen verhelpen? Het meest uitgesproken is De Wit (SP). Hij vindt het rapport onthullend en stelt vast dat de wet op juridisch vlak tekortschiet, evenals in haar doelstellingen op het gebied van handhaving en naleving en beeldvorming en bekendheid. Het in het rapport geschetste beeld baart hem zorgen: de wet kent onduidelijke normen, die in de praktijk wisselend worden geïnterpreteerd, en op het gebied van de handhaving dreigt een vacuüm.
Minister Hirsch Balin reageert wat flauw. Het abstracte karakter van het begrippenapparaat van de WBP vloeit, zegt ie, voort uit de relatie tussen de Nederlandse en de Europese regelgeving en behoeft voortdurende aandacht. Zo een opmerking helpt niet echt. Als de problemen al moeten worden toegeschreven aan richtlijn, dan is dat nog geen reden om zelf niks meer te doen. Niets staat eraan in de weg om op de een of andere manier iets te doen aan de tekortkomingen van de wet – desnoods via het Cbp. En voor allerlei problemen, zoals waar het gaat om de overspannen reikwijdte van de meldplicht, kan de minister heel wel komen tot een goede oplossing. Als ie maar zou willen. Daar ligt kennelijk toch het grootste probleem: de minister of het ministerie vinden het niet zo belangrijk. Dat de politiek, zoals dat heet kamerbreed, daar nu anders over denkt, geeft hoop.
Het moet gezegd dat er ook enige kritiek is op het evaluatierapport. Kalma (PvdA) mist in een verwijzing naar het functioneren van de privacywetgeving in andere EU-staten. Daar heeft hij wel een punt, en als een van de opstellers van het rapport ik voel mij ook wel aangesproken. Wat kan ik erover zeggen? Niet veel meer dan dat je als onderzoeker wordt beperkt door het afgesproken budget en wat verder is afgesproken met de opdrachtgever. Als ik mij goed herinner hebben wij wel de aanbeveling gedaan om de ervaringen in andere lidstaten uit te zoeken. De tender voor dit onderzoek is, veronderstel ik, nog niet uitgeschreven. Ik zou er graag op inschrijven. Dat zeker. Het is inderdaad merkwaardig dat een richtlijn die beoogt nationale wetgeving te harmoniseren, toch zo verschillend wordt geimplementeerd en toegepast in andere lidstaten.
Sorry, the comment form is closed at this time.