Vandaag wees het Europees Hof van Justie het arrest in de zaak over de Data Retentie Richtlijn (2006/24/EG). Heel kort ging het in deze zaak erom of deze richtlijn inderdaad kon worden gebaseerd op artikel 95 van het EG-verdrag, d.w.z. op het artikel dat ziet op de interne markt.
In de bekende passagiersgegevens-zaak had het Hof uitgemaakt dat de grondslag voor overeenkomsten en besluiten over de doorgifte van dergelijke gegevens aan de VS niet kon liggen in dit artikel. In die zaak ging het volgens het Hof niet om een interne markt-zaak maar om de openbare veiligheid.
Er is door verschillende schrijvers, waaronder ikzelf, wel betoogd dat hetzelfde kan worden gezegd met betrekking tot de telecomgegevens die op grond van de Data Retentie Richtlijn moeten worden bewaard. Het Hof denkt daar echter anders over:
91. Anders dan besluit 2004/496 [d.w.z. over passagiersgegevens], dat betrekking had op een doorgifte van persoonsgegevens in een kader dat de overheid had ingesteld ter bescherming van de openbare veiligheid, ziet richtlijn 2006/24 op de activiteiten van aanbieders van diensten in de interne markt, en bevat zij geen enkele regeling van de activiteiten van de overheid voor de wetshandhaving.
Ik kan de redenering volgen, maar ben het er niet mee eens. Het komt mij te geconstrueerd voor. Enerzijds zou het doorgeven van passagiersten ten behoeve van voorkomen en opsporen van terrorisme en andere criminaliteit geen interne markt betreffen maar openbare veiligheid. En dat terwijl anderzijds het bewaren van telecomgegevens ten behoeve van dezelfde doeleinden wel de interne markt zou betreffen. Er is niet zoveel verschil tussen de beide vormen van gegevensverwerking (doorgeven en bewaren) dat een zo verschillende behandeling rechtvaardigt.
Ik denk dat ik over het arrest een nootje ga schrijven – voor het Tijdschrift voor Internetrecht bijvoorbeeld.