Feb 262010
 

Soms is OPTA nogal ongenuanceerd over spam en het spamverbod, en de wettelijke uitzonderingen daarop. Zo wekte de toezichthouder in zijn Veelgestelde vragen over het spamverbod de toezichthouder de indruk dat veel, zo niet alle persberichten spam zouden zijn. En dit omdat er ook sprake is van spam als in een bericht een bedrijf of dienst indirect wordt aangeprezen. OPTA zei het zo:

OPTA Veelgestelde vragen over spam (oud) Valt een persbericht onder het spamverbod? Het is mogelijk dat een persbericht onder het spamverbod valt. De wet verbiedt het versturen van berichten met een commercieel doel. Een commercieel doel is niet alleen het (proberen) verkopen van een product of een dienst maar ook het(in)direct promoten van een bedrijf.

In het Perslijst Spamdebat van 17 februari jl. kwam dat OPTA op veel kritiek te staan. En vooral van de journalisten die OPTA dacht te beschermen. In de discussie hebben ik en anderen  voor-de-vuist-weg wat suggesties gedaan om te komen tot beter werkbare criteria. Zo zouden, wat mij betreft, de verwachtingen van de ontvanger van de berichten bepalend moeten zijn bij de beoordeling of er sprake is van spam. 

OPTA heeft dit, zoals dat heet, mee naar huis genomen. En het moet gezegd, de toezichthouder heeft goed geluisterd en z’n 

Veelgestelde vragen over spam aangepast. De aangepaste, veel genuanceerdere en betere tekst luidt nu als volgt:

 

 

OPTA Veelgestelde vragen over spam (nieuw!) Valt een persbericht onder het spamverbod? Persberichten van informatieve aard, gestuurd aan journalisten die met dergelijke onderwerpen bezig zijn, zijn in beginsel geen spam. Een persbericht zal sneller als spam worden gezien als het wordt verstuurd aan ontvangers waarvan de verzender niet weet of zij dergelijke berichten willen ontvangen. Bovendien kan een persbericht als spam worden aangemerkt als de boodschap vooral een commercieel, ideëel of charitatief doel heeft. Zo’n doel is niet alleen het verkopen van een product, dienst of idee maar ook het promoten van een bedrijf of organisatie.

Feb 242010
 
OV-bedrijven blijken — niet onverwacht — de introductie van de OV-chip aan te grijpen om op grote schaal reisgegevens te gaan verzamelen, in veel gevallen zonder dat daarvoor enige noodzaak is.
 
Eerder had ik daarover al met Vincent Dekker, journalist bij Trouw, een handhavingsverzoek ingediend bij het het College Bescherming Persoonsgegevens. Indertijd vond de privacytoezichthouder het niet nodig daartegen op te treden, enwel omdat Vincent er op dat moment nog voor zou kunnen kiezen om een papieren kaartje te kopen en zo alsnog anoniem te reizen. Een beetje laf misschien, maar helaas weinig aan te doen. Hebben wij toen vastgesteld.
 
Inmiddels is de situatie veranderd. De Studenten OV-chip is ingevoerd en dat betekent dat in elk geval studenten geen (echte) keuze meer hebben om anoniem te reizen. Dat was voldoende reden om met enkele studenten weer een handhavingsverzoek in te dienen bij het onze nationale privacywaakhond. In verschillende media, waaronder Spits en uiteraard Webwereld, werd daarover al bericht.
 
Inmiddels heeft het CBP laten weten de handschoen op te pakken. Er wordt een onderzoek ingesteld.
Feb 192010
 

Het spamdebat van de Perslijst van afgelopen woensdag houdt de gemoederen bezig. Misschien niet onverwacht, omdat de zaal vol zat met communicatie en pr-mensen die het allemaal onbegrijpelijk vinden dat OPTA persberichten wil kunnen aanmerken als spam. Mijn standpunt is wel duidelijk. Ik steun van harte de strijd van OPTA tegen spam, maar vind dat de toezichthouder te ver gaat en geen oog heeft voor volstrekt legitieme vormen van communicatie: persberichten, maar ook berichten van bedrijven aan relaties, berichten van wervingsbureau’s aan werkzoekenden met een profiel op vacaturesite.nl, enz.

Aernoud Engelfriet geeft een goede samenvatting van de discussie. Remco Janssen is directer: OPTA kan de boom in met zijn spamwetje. Begrijpelijk. Want het is natuurlijk ook niet goed uit te leggen. Het spamprobleem wordt niet veroorzaakt door persberichten.

Wat OPTA volgens mij zou kunnen doen is met wat meer aandacht het begrip ‘commerciele, idieele of charitatieve communicatie’ gaan uitleggen. En daarbij moet, lijkt mij, vooral ook worden gekeken naar de (al dan niet geobjectiveerde) verwachtingen van de ontvanger van het bericht. Ik heb OPTA gesuggereerd om in zijn Veelgestelde vragen over spam iets op te nemen met de volgende strekking:

of een bericht commercieel is wordt onder andere bepaald aan de hand van hoe de ontvanger daarvan het opvat. Een persbericht is geen spam, tenzij de inhoud daarvan door de ontvangers redelijkerwijs kan worden opgevat als een commercieel, idieel of charitatief bericht.

Daan Molenaar, die in het debat de onpopulaire positie van de toezichthouder mocht toelichten, heeft toegezegd dat hij dit meeneemt. Ik wacht af.

Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Feb 182010
 
Voor het Fd schreef ik een opinietekst over de OV-bedrijven die de invoering van de Studenten OV-chip gebruiken om op grote schaal reisgegevens te gaan vastleggen, zonder dat daartoe enige noodzaak is. Ik schreef daarover al eerder.
 
Ik hoop, verwacht eigenlijk zelfs, dat het CBP de handschoen oppakt en zich uitspreekt over deze, volgens mij onrechtmatige praktijken. Uiteindelijk zou natuurlijk de minister van Verkeer en Waterstaat de OV-bedrijven kunnen dwingen om zich te bekommeren om de persoonlijke levenssfeer van reizigers.
 
Stel privacy veilig bij verlenen concessie openbaar vervoer OV-bedrijven dreigen onnodig gegevens over reisgedrag van klanten te verzamelen

De Studenten OV-chipkaart is ingevoerd. Er is een weekkaart waarmee door de week ‘vrij’ kan worden gereisd, en er is een weekendkaart waarmee in het weekend ‘vrij’ kan worden gereisd. Als er vrij wordt gereisd, hoeft de reis niet te worden afgerekend. Het is dan dus niet nodig om gedetailleerd reisgegevens vast te leggen. Je zou dan ook verwachten dat de openbaarvervoerbedrijven in dat geval niet verlangen dat studenten in- en uitchecken op het station of in bus, tram en metro.
 
De werkelijkheid is anders. De openbaarvervoerbedrijven blijken te verlangen dat studenten altijd in- en uitchecken, ook als er vrij wordt gereisd. Enkele lokale vervoerbedrijven, zoals het GVB en de RET, gaan zelfs zover dat zij een boete van € 35 opleggen aan studenten die dat niet hebben gedaan. Ook als er vrij wordt gereisd willen openbaarvervoerbedrijven weten wie wanneer vanwaar waarheen reisde.
 
De redenen waarom laten zich wel raden. Het is bekend dat reisgegevens waardevol zijn. Er kan veel, heel veel geld mee worden verdiend, vooral door op basis daarvan gericht reclame te maken voor de eigen dienstverlening of die derden. Denk aan budget-stedentrips en kortingsacties voor pretparken, of speciale aanbiedingen voor hamburgermenu’s in de Burger King van station Leiden. En natuurlijk zijn de openbaarvervoerbedrijven er niet vies van om zo de winstcijfers op te poetsen. Je moet wat in tijden van crisis.
 
De vraag is natuurlijk of dat zomaar mag. En het antwoord is: natuurlijk niet. Wat dit betreft is de privacywetgeving duidelijk. Het is niet toegestaan zomaar persoonsgegevens te verzamelen. Dat mag alleen voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. Voorzover de gegevens niet nodig zijn voor de afhandeling van reistransacties, volgt uit de privacywet dat er voor het vastleggen daarvan ofwel ondubbelzinnige toestemming moet zijn ofwel dat er een belangenafweging heeft plaatsgevonden waarin ook gewicht is toegekend aan de belangen van de vrij-reizende reizigers. Waar het gaat om de Studenten OV-chip, en trouwens ook de gewone OV-chipkaarten is van geen van beide is sprake. De conclusie is dan ook dat het vastleggen van deze reisgegevens onrechtmatig is, want bovenmatig en onnodig.
 
Onze nationale privacywaakhond, het College Bescherming Persoonsgegevens, heeft zich nadrukkelijk bemoeid met de invoering van de OV-chip en de privacyimplicaties daarvan. En nog niet zo heel lang geleden stelde het zich op het standpunt dat reizigers niet, via prijsdwang of boetes, mogen worden gedwongen om meer reisgegevens af te staan dan nodig. Inmiddels is niet helemaal duidelijk of het college er nog steeds zo over denkt. In elk geval lijkt het vooralsnog niet echt van plan te zijn de openbaar vervoerbedrijven tot de orde te roepen. En daarbij is twijfelachtig of het college, gelet op zijn beperkte handhavingmiddelen, in staat is heel veel te doen.
 
De voor de hand liggende vraag is dan of er geen andere mogelijkheden zijn om de openbaarvervoerbedrijven zover te krijgen dat ze zich iets gelegen gaan laten liggen aan de privacybelangen van studenten en andere reizigers. Een tot dusver nog niet onderzochte mogelijkheid betreft de concessies en contracten op basis waarvan openbaarvervoerbedrijven werken. De concessies voor het openbaar vervoer worden verleend door overheden, vaak in open aanbestedingsprocedures zoals bij de busbedrijven en lokale vervoerders. In een enkel geval (lees: het spoor) wordt de concessie verkregen in een minder open procedure. In beide gevallen stelt de concessieverlenende overheid een pakket van eisen vast, waarna van de meedingende openbaarvervoerbedrijven wordt gevraagd aan te geven op welke wijze zij daaraan gaan voldoen.
 
Er is veel voor te zeggen om in het kader van zo een dergelijke concessieverlening voortaan nadrukkelijk van openbaarvervoerbedrijven te verlangen dat zij gaan voorzien in afdwingbare privacywaarborgen. Of wij willen of niet wij moeten ermee leven dat onze samenleving een informatiesamenleving is geworden. En daarin kan de kwaliteit van het openbaar vervoer niet meer worden afgemeten aan alleen de prijs per kilometer of betrouwbaarheid van de dienstregeling en het aantal beschikbare zitplaatsen. In het OV-chiptijdperk is minstens zo belangrijk dat openbaarvervoerbedrijven zich rekenschap geven van hun verantwoordelijkheid als verzamelaars van grote hoeveelheden privacygevoelige reisgegevens.